colloquial language
spreektaal
syntatic rules
regels voor woordvolgorde
punter
gokker
food tsar
voedsel(veiligheids)inspecteur?
ruminant
herkauwer
pasture
weiland
levy
heffing
fortnight
twee weken
Shires (counties)
binnenland
disheartened
ontmoedigd, teneergeslagen
realm
rijk
avid
enthousiast, gretig
intricate
complex, fijnmazig, als een doolhof
finicky
kieskeurig
heart-wrenching
hartverscheurend
self-aggrandizing
Zelfverheerlijkende
cesspit
beerput, mesthoop
windfall
meevaller
treshold
drempel
Coastal Plain
kustvlakte
to catch wind of something
ergens lucht van krijgen
Mountain ridge
bergkam
deadlocked
vastgelopen
javelin
speer
adament
onverzettelijk
taunt
bespotten, belachelijk maken, uitschelden
maim
verminken
lumbering
voortsjokkend
to be a sitting duck
een makkelijk doelwit zijn
Pituitary
onderdeel vande hersenen
domineering
bazig, dominant
alternating current
wisselstroom
slide rule
rekenlineaal
impediment
belemmering
crude
ruw, grof
lever
hendel
ball-bearings
kogellagers
gauges
Meters (dashboard)
manna from heaven
godenvoedsel (overdrachtelijk)
to spell the difference
het verschil maken?
duds
blindgangers
scourge
plaag
infatuation
verliefdheid, dweperij
fads
rages, grillen
mere
louter, puur
extended
uitgebreid
Stewardship
rentmeesterschap
languishing
wegkwijnend
serendipity
een toevallige samenloop van omstandigheden
visceral
emotioneel, aangrijpend
devolve
overgaan
hone
vergroten, verbeteren
Pontificate verb
to speak in a pompeus and dogmatic
pundits
geleerden
stay out of the weeds
...
scapegoat
zondebok
erratic
grillig
staggering
verbluffend
defiant
opstandig, uitdagend
fate
lot, noodlot
shrivel
verschrompelen
Rump state
the remnant of a once much larger state
colonnaded
it has colons
sly
sluw, listig
insouciance
ongevoeligheid
insidious
verraderlijk, geniepig
frenzied
a state of extreme mental agitation
forge
smeden, vervalsen
grinding
slijpen, vermoeiend