het eindpunt
le terminus
slapen
dormir
anders
sinon
vermoeid
fatigué(e)
ga zitten
assieds-toi !
de OV-chipkaart
la carte Navigo
haast hebben
être pressé
ik open (openen)
j'ouvre (ouvrir)
de reiziger
le voyageur
eenvoudig
simple
de roltrap
l'escalator (m)
geen dank
de rien
laat
tard
te laat zijn
être en retard
zo
tellement
de kaartjesautomaat
le distributeur (automatique)
de bankpas
la carte bancaire
zin hebben om
avoir envie de
goed idee
bonne idée
ik ben het zat
j'en ai marre
arme
pauvre
het traject, de route
de route le trajet
de brug
le pont
het kruispunt
le carrefour
de rotonde
le rondpoint