2V LS Unité 1 Apprendre 4

het loket

le guichet

haast je!

dépêche-toi !

de rij

la queue

de richting

la direction

overstappen

changer

uitstappen

descendre

het (treinstation)

la gare

missen

rater

oversteken

traverser

het (bus/metro)station

la station

de lijn (metro, bus, tram)

la ligne

de reisroute

l'itinéraire (m)

het enkeltje

l'aller-simple (m)

het retourtje

l'aller-retour (m)

het (trein)kaartje

le billet

het perron

le quai

het spoor

la voie

de vertraging

le retard

de staking

la grève

de vlucht

le vol

stoppen

s'arrêter

rechtstreeks

direct

bezet

occupé

een staanplaats

une place debout

een zitplaats

une place assise