de ramp
le désastre
het begin
le début
de reis
le voyage
rijden
rouler
de verschrikking
l'horreur (f)
de grens
la frontière
de tol
le péage
de aankomst
l'arrivée (f)
misselijk zijn
avoir mal au coeur
parkeren
garer
vanwege
à cause de
de afrit
la sortie
de omleiding
la déviation
huilen
pleurer
de wegwerkzaamheden
les travaux (m pl)
schreeuwen
crier
de file
le bouchon
het avontuur
l'aventure (f)
het vertrek
le départ
een kaartje nemen
prendre un ticket
het (verkeers)bord
le panneau
verlaten
quitter
de weg
la route
uitgaan, naar buiten gaan
sortir
het tankstation
la station-service
de terugkeer, terugreis
le retour