Frans 6

comptable

boekhoud-, boekhoudkundig, administratief

l'enregistrement comptable m

boekhoudkundige verwerking

la comptabilité

boekhouding

enregistrer

registreren, vastleggen, verwerken

le mouvement (de valeurs)

waardeverandering

ventiler

uitsplitsen, verdelen

le débit

debet, debetzijde (=schulden)

le crédit

krediet, kredietzijde (=tegoeden)

le tableau <tableaux>

tabel

la colonne

kolom

le solde

saldo

excéder

overstijgen

l'écriture ƒ

boeking

l'opération ƒ

transactie, verrichting, handeling

l'écriture (passée) au crédit

kredietboeking

l'écriture (passée) au débit

debetboeking

le, la comptable

boekhoud(st)er

les livres (de commerce) mpl

handelsboeken

la comptabilité en partie double

dubbele boekhouding

saisir

vastleggen

comptabiliser

in de boeken verwerken, verantwoorden, opnemen

le journal (-aux) comptable

journaal

la grande livre

grootboek

reporter

overbrengen ; uitstellen

le livre d'inventaire

balansboek

la comptabilité d'entreprise

bedrijfsadministratie

la comptabilité générale

financiële boekhouding

consister à faire qqch

bestaan in, inhouden

la comptabilité analytique

analytische boekhouding

le coût

de kosten

la prévision

raming, prognose

le plan comptable général (PCG)

boekhoudkundig systeem, rekeningstelsel

l'expert comptable

accountant

l'audit m

audit, accountantsonderzoek

BALANS

...

le bilan

balans

le patrimoine

vermogen

les ressources fpl

middelen

les emplois mpl

bestedingen

le passif

passiva (=schulden)

l'inventaire m

inventaris

faire l'inventaire

inventariseren, een overzicht maken van

l'actif m

activa (=vermogen, bezittingen)

le poste

post

le résultat (de l'exercice)

winst/verlies van het boekjaar

les provisions pour risques fpl

voorzieningen voor risico's

les provisions pour charges fpl

voorzieningen voor lasten

la dette financière

financiële schuld

les dettes d'exploitation fpl

schulden uit bedrijfsuitoefening, exploitatieschulden

les dettes fournisseurs fpl

schulden aan leveranciers

la dette fiscale

belastingsschuld

les avances clients fpl

vooruitontvangen op bestellingen

la dette sociale

schulden met betrekking op de sociale lasten

l'actif immobilisé m

vaste activa

les frais d'établissement m

oprichtingskosten

le fonds commercial, la survaleur

goodwill

l'actif circulant

vlottende activa

les matières premières et approvisionnements fpl

grond- en hulpstoffen

l'intitulé m

rubriek

en cours de production

in productie

le produit fini

afgewerkt produkt

les valeurs mobilières de placement fpl

geldbeleggingen

un titre

effect, waardepapier

les disponibilités

liquide middelen

le compte de régularisation

overlopende rekening, overlopende posten

le compte de régularisation actif

overlopende activa

le report à nouveau

overgedragen winst

exigible

opeisbaar

l'exigibilité f

opeisbaarheid

la liquidité

liquiditeit

patrimonial

vermogens-

consolider

consolideren

le ratio

ratio, kerngetal

solvable

solvabel, solvent

les biens

goederen, bezittingen, vermogen

inscrire

boeken, verwerken, in de boeken opnemen

WINST- EN VERLIESREKENING

...

le compte de résultat

winst- en verliesrekening

les charges fpl

lasten

les frais mpl

kosten

les produits mpl

baten

récapituler

samenvatten

déséquilibré(e)

niet in evenwicht

l'exploitation

bedrijfs-, exploitatie-

la variation des stocks

wijziging in de voorraad

les autres charges externes

andere externe kosten

financier (-ière)

financieel

les charges exeptionnelles

bijzondere lasten

le calcul des coûts

kostenberekening

la charge directe

directe lasten

la charge indirecte

indirecte lasten

la clé de répartition

verdeelsleutel

imputer à/sur

toeschrijven aan, toerekenen aan, boeken onder

le seuil de rentabilité

omslagpunt, break-evenpunt,

la charge variable

variabele kosten

la charge fixe

vaste kosten

la marge sur coût variable

marge op variabele kosten

le coût moyen

gemiddelde kosten

décroissant

afnemend

consommer

verbruiken

la valeur ajoutée

toegevoegde waarde

prévisionnel

vooruitlopend, voor-

budgét(is)er

budgetteren