Krass 3 Module 3: Feierei, bist du mit dabei?

das Essen

het eten

das Trinken

de drank

das Getränk (e)

de drank, de drankjes

die Speise (n)

het voedsel, de schotel

das Gericht (e)

het gerecht

der Fisch (e)

de vis

das Fleisch

het vlees

die Kartoffel (n)

de aardappel

die Suppe

de soep

die Wurst (¨e)

de worst

die Würstchen

de worstjes

die Bratwurst

de braadworst

das Brot (e)

het brood

das Brötchen

de pistolet

der Kuchen (-)

het gebak, de taart

die Spezialität (en)

de specialiteit

die Einkaufsliste

het boodschappenlijstje

die Zutat (en)

het ingrediënt

die Anleitung (en)

de handleiding

die Bedienungsanleitung

de gebruiksaanwijzing

die Spielanleitung

de spelhandleiding

das Kilo

de kilo

ein halbes Kilo

een halve kilo

das Pfund

de halve kilo

das Gramm

de gram

die Flasche

de fles

der Karton

de brik, het karton

der Beutel

het zakje

das Liter

de liter

die Dose

het blik

die Packung

het pakje

die Tüte

het plastic zakje

das Stück

het stuk

Ostern

Pasen

Weihnachten

Kerstmis

Silvester

Oudejaarsdag

der Karneval

het carnaval

das Festival (s)

het festival

der Nationalfeiertag (e)

de nationale feestdag

die Walpurgisnacht

Walpurgisnacht (nacht van 30 april op 1 mei)

der Geburtstag (e)

de verjaardag

die Party (s)

het feestje

das Fest (e)

het feest

das Oktoberfest

het oktoberfeest

die Einladung (en)

de uitnodiging

der Gast (¨e)

de gast

das Geschenk (e)

het geschenk

der Wunsch (¨e)

de wens

der Glückwunsch

de gelukwens

das Glück

het geluk

der Brauch (¨e)

het gebruik, de traditie

Geburtstag haben

jarig zijn, verjaren

einladen

uitnodigen

Spaß haben

plezier hebben

etwas macht Spaß

iets is plezant

anrufen

opbellen

sagen

zeggen

zusagen

toezeggen

absagen

afzeggen

organisieren

organiseren

feiern

feesten

wünschen

wensen

reagieren

reageren

mitbringen

meebrengen

gewinnen

winnen

mischen

vermengen, mixen

beginnen

beginnen

anfangen

beginnen

stattfinden

plaatsvinden

schicken

sturen

bitten

vriendelijk vragen

kochen

koken

backen

bakken

kaufen

kopen

brauchen

nodig hebben

sich freuen auf

uitkijken naar

dabei sein

erbij zijn

gefallen

bevallen, behagen

süß

zoet

sauer

zuur

heiß

heet

kalt

koud

viel

veel

wenig

weinig

schade

jammer

leider

helaas